Zoek Sitemap   
English    
Afzender
Radboud UniversiteitFaculteit der NWIBiologieHOMEWEBMODULESLandschap en Natuur Nijmegen >     Fauna Ooijpolder

    Fauna Ooijpolder

http://www.geldersepoort.net/publicaties/Faunarapport_Gelderse_Poort.pdf

Een dijk van een habitat!

Dijken vormen ook voor veel dieren een belangrijk leefgebied of een belangrijke corridor om van het ene naar het andere terrein te migreren. Om te illustreren welke rol dijken kunnen spelen in het leven van insecten gebruiken we hier een grote groep van bloembezoekers, nl. bijen, als voorbeeld.
Voor bijen vormen dijken vaak een belangrijk onderdeel van hun leefgebied, maar de dieren zijn voor hun levensbehoeften zoals voedsel, nestplaatsen of nestmateriaal, vaak tevens aangewezen op de directe omgeving van de dijk. Wilgenstruwelen, ruigten of oud loofbos zijn andere belangrijke habitats in het rivierengebied die ook voor bijen van belang zijn.
Voor sommige soorten voldoen de dijken aan alle levensvoorwaarden die ze stellen. Ze verzamelen hun voedsel op de dijk en nestelen in of op het dijklichaam (bij A). De Knautiabij (Andrena hattorfiana), die vooral stuifmeel op Beemdkroon verzameld en zelf haar nesten graaft in de dijk, is een voorbeeld van zo'n soort. Andere bijensoorten nestelen in of op de dijk maar zoeken hun voedsel daarbuiten, zoals diverse soorten die het stuifmeel voor hun larven uitsluitend op wilgen verzamelen (bij B). Een derde groep van soorten verzamelt het stuifmeel voor hun larven op de dijk maar nestelt elders. Een voorbeeld van deze laatste groep is de Grote klokjesbij (Chelostoma rapunculi) die kan worden aangetroffen in Grasklokjes op de dijk maar nestelt in oude kevergangen in dood hout of in holle stengels elders in het gebied (bij C).

 
Een dijk als (deel-)habitat voor bijen
Dijk als habitat voor bijen
Tekening : Jeroen de Rond. Uit: Peeters 1997.

 

De Grauwe gans (Anser anser)

D: Graugans; F: Oie cendrée; E: Greylag Goose

De Grauwe gans is een soort die als broedvogel in Nederland thuishoort. Het favoriete broedbiotoop bestaat uit kleiputten en oude strangen, zowel met ruigte, riet als moerasbos. Op eilandjes wordt koloniegewijs gebroed en verspreid over het moerasgebied wordt solitair gebroed. De vogels foerageren vooral buiten de broedperiode op cultuurland. Dit verklaart meteen waarom Grauwe ganzen het bijvoorbeeld in de Gelderse Poort zo goed doen: kleine, maar moeilijk toegankelijke moerassen waar ze ongestoord kunnen broeden grenzen direct aan intensief bemeste weilanden en akkers waar ze snel hun buik vol kunnen eten met voedsel van een hoge kwaliteit.
Grauwe ganzen in de OoijpolderGrauwe ganzen hebben een belangrijke functie in de ontwikkeling van moerasgebieden. Door begrazing van watervegetatie houden ze het moeras open, in aanvulling op activiteiten van onder meer Bevers en andere grotere grazers (hier Galloways en Koniks). Hoe belangrijk ganzen precies zijn weten we echter nog niet.
Helaas was de populatie Grauwe ganzen door biotoopvernietiging en overbejaging vanaf de dertiger jaren volledig verdwenen. Vanaf de jaren vijftig zijn op verschillende plekken vogels uitgezet om zo te proberen de soort als broedvogel in Nederland terug te krijgen. In diezelfde periode gingen echter ook wilde vogels in de nieuwe moerasgebieden van Flevoland broeden. Vooral sinds de jaren tachtig is de Grauwe gans met een stevige opmars bezig, die op het moment nog onverminderd doorgaat.
In de Gelderse Poort (Ooijpolder) werd in 1977 voor het eerst gebroed. Deze broedparen waren uit gevangenschap afkomstig. Later zijn hier ook wilde Scandinavische vogels gaan broeden. Ook in dit gebied zijn de aantallen na een trage start snel toegenomen... tot bijna een plaag.
 
Een vlucht Kolganzen (Anser albifrons) Bij de Groenlanden in de Ooijpolder
Vanaf 1997 worden de Grauwe ganzen in de Ooijpolder nauwgezet gevolgd. Hier komt natuurlijk een behoorlijke portie veldwerk bij kijken. Het vinden en volgen van nesten en meten van eieren in het voorjaar, het tellen van families in de zomer en wekelijkse integrale tellingen het hele jaar door. Tenslotte worden ganzen gevangen tijdens de rui in juni. Ze worden dan van een halsband voorzien, om ze individueel te kunnen herkennen. Zo is men er bijvoorbeeld achter gekomen dat de Ooijse ganzen nauwelijks buiten de gelderse Poort komen. Ze trekken in de winter dus niet naar Spanje, zoals hun soortgenoten uit andere delen van Nederland en bijvoorbeeld Scandinavi�. Slechts een enkeling zoekt het avontuur op maar keert weer terug naar de omgeving van de ringplek om te broeden.
De roep om bestrijding van Grauwe ganzen neemt de laatste jaren sterk toe. Boeren zien aan hun wintergraan- en graszaadpercelen soms flinke schade berokkend worden. Aan een afgewogen beheersplan zou echter een fase van zorgvuldige onderzoek vooraf moeten gaan, waardoor we in grote lijnen kunnen voorspellen hoe de populatie zich in de toekomst zal ontwikkelen als er niet wordt ingegrepen, en wat de effecten van verschillende beheerscenario's zijn (afschot, eieren rapen, andere inrichting van het landschap, meer ruimte voor predatoren, etc.). Want waarschijnlijk leidt beperkte afschot niet per definitie tot een afname van de populatie. En het rapen van eieren kan juist averechtse gevolgen hebben: vogels die normaal in het moeras op het nest zitten, gaan dan hun buik rondeten op de graslanden.
 

Zwarte stern (Chlidonias niger)

D: Trauerseeschwalbe; F: Guifette noire; E: Black Tern

Zwarte sterns arriveren vanaf april uit hun winterkwartier voor de kust van West-Afrika. De broedbiotoop bestaat uit moerassen met open water en een rijke oeverbegroeiing, heidevennen met veel waterplanten, verlandende plassen, slootkanten en drassige weilanden of duinvalleien. De nesten worden gemaakt op drijvende waterplanten, vaak Krabbescheer, maar ook modderbankjes en drijvende brokken bagger worden gebruikt. Al geruime tijd worden ook, speciaal voor Zwarte sterns, kunstmatige vlotjes als nestgelegenheid uitgelegd. Zwarte sterns broeden in kolonies, die tot enkele tientallen nesten kunnen omvatten. Behalve direct rondom het nest is er eigenlijk geen sprake van een territorium.
Het voedsel bestaat behalve uit visjes en kreeftachtigen voor een belangrijk deel uit insecten en hun larven. Het wordt gevangen in de naaste omgeving van de broedplaats, waarbij de vogels tijdens het vissen steeds tegen de wind in vliegen. Er wordt ook wel boven land gejaagd, zelfs achter de ploeg!
Uit onderzoek weten we dat in de Gelderse Poort vanaf 1989 jaarlijks gemiddeld 150 paar broeden en kunnen we ondanks de grote verschillen tussen de kolonies spreken van een stabiele populatie. Het uitleggen van een groter aantal kunstmatige vlotjes heeft hier niet tot een toename van de populatie geleid. Wel is een toenemend aantal Zwarte sterns op vlotjes gaan broeden en is het aantal vogels dat op natuurlijkje wijze broedt sterk afgenomen. De populatie vertoont een hoge reproductie (1,44 uitgevlogen jong per paar/jaar) en een verklaring voor de jaarlijkse fluctuaties in de aantallen tussen de verschillende kolonies moeten we waarschijnlijk zoeken in het optreden van immigratie en emigratie van vogels, of grote verschillen in wintersterfte. Door het ringen van de vogels hoopt men hier meer inzicht in te krijgen.
Sinds het begin van de twintigste eeuw is er sprake van een achteruitgang van de Zwarte stern. De belangrijkste oorzaak is ongetwijfeld het droogleggen van moerassen en het verlagen van de waterstand in weidegebieden, waardoor broedgebieden verdwenen. Als gevolg van vermesting verdwenen daarna tevens ook nestelgelegenheden (sterke achteruitgang van Krabbescheer) en nam het aanbod van grote insecten af. Het verdwijnen van Zwarte sterns uit zwakgebufferde wateren zou door verzuring (b.v. in provincie Drente: pH in de laatste 70 jaren gedaald van 5.9 naar 4.4) en dus de afname van de visstand veroorzaakt kunnen zijn. Een fenomeen dat recentelijk werd ontdekt aan Zwarte sterns in het Bargerveen sluit daarop aan. In het Bargerveen, een voormalig hoogveengebied in Zuidoost-Drente, vestigde zich eind jaren tachtig na vernattingsmaatregelen (waardoor goede nestelplaatsen en voedselomstandigheden ontstonden) een kleine populatie Zwarte sterns (10-20 paar). In 1995 werd echter vastgesteld dat deze Zwarte sterns niet in staat waren hun jongen groot te krijgen. Bij alle jongen werden na een dag of tien mismaakte en gebroken poten en vleugels geconstateerd. Alle jongen stierven. Door sommige jonge vogels bij te voederen met kalktabletten werd de hypothese bevestigd dat kalkgebrek de oorzaak was. Normaal krijgen de jongen kalk uit de vis die wordt gevoerd. In het zure water van het Bargerveen komt echter geen vis voor. De Zwarte sterns bleken niet in staat om een kalkbron buiten het Bargerveen te vinden. Tegenwoordig broedt de Zwarte stern niet meer in het Bargerveen.


laatst aangepast: 1 okt 2011