Meiose: functie/stadia

Crossing-over De meiose, of reductiedeling, is een proces waarbij er uitwisseling van erfelijk materiaal tussen de homologe chromosomen zich voordoet (crossing-over en recombinatie) en een dusdanige verdeling van het erfelijke materiaal plaatsvindt waarbij de vier dochtercellen
  • elk slechts één chromosomenset ontvangen (ze zijn haploïd, in tegenstelling tot de moedercel die homologe chromosomen bevatte en diploïd was)
  • ieder een eigen genetische samenstelling hebben, ook anders dan die van de oudercel.
    Meiose wordt in twee fasen verdeeld: meiose I en Meiose II.
     
    Haploide voortplantingscellen zijn het product van een meiotische deling en een post-meiotische differentiatie-fase. Bij dieren ontstaan de geslachtscellen direct via differentiatie (rijping) uit de meioseproducten. Bij planten ontstaan uit de meioseproducten middels mitotische delingen meiosporen die geslachtscellen kunnen voortbrengen.(Meer informatie en microscopische plaatjes © over gametenvorming en bevruchting).
     
    Meiose: plaats binnen de celcyclus en functie
    De meiose (van het Grieks meioun = verminderen) volgt de G2-fase op, wanneer synthese van DNA (S-fase) al klaar is (= DNA al is gedupliceerd, dus bij het begin van meiose 2n en 4c). Aan het begin van de meiose is het DNA nog steeds in gedespiraliseerde staat. De meiose bestaat uit twee afzonderlijke en onderling verschillende delingen, namelijk meiose I (de eigenlijke reductiedeling) en meiose II.
    2n wordt (n + n) + (n + n)  (n+n) wordt n + n + n + n  2n wordt n + n + n + n

     
    Meiose I
    Schematische weergave van de meiose I
    Kenmerken van de stadia uit meiose I
    Meiose I, de eerste meiotische deling, wordt gekenmerkt door de vorming van het optreden van crossing-over tot de vorming van dochtercellen met verschillende genetische samenstelling.
    Meer informatie en microscopische plaatjes (Van dr J. Derksen en dr. F. Cnudde; met auteurrechten) over elk stadium via hieronderstaande hyperlinks in te zien.
    Pre-meiose (A): er heeft al replicatie van het DNA plaatsgevonden.
    Profase I (B en C).
    Profase I (Gr. pro = voor) wordt verdeeld in:
    Leptoteen, Zygoteen, Pachyteen, Diploteen, Diakinese
    Meiose I begint met de condensatie van chromosomen (B) in het leptoteen van profase I. In het pachyteen (een ander stadium van de profase I) gaan homologe chromosomen zich paarsgewijze rangschikken (C) in een proces dat ook synapsis wordt genoemd: ze vormen tetraden. Overeenkomstige stukken DNA van zusterchromatiden van twee homologe chromosomen verstrengelen met elkaar: ze vormen zogenaamde chiasmata (kruisen). Op plekken waar deze chiasmata zich voordoen kan er uitwisseling van DNA plaatsvinden(C): crossing-over. Daarvoor moeten stukken chromosomen breken en weer op een ander stuk een connectie maken.
    Metafase I (D). In metafase I (Gr meta= midden) bevinden zich de homologe chromosomen met de reeds uitgewisselede stukken DNA, gepaard (als bivalenten) in het equatoriale vlak. De chromatiden zijn sterk gecondenseerd. Bivalenten zijn zodanig gerangschikt dat elk van de homologe centromeren aan weerszijden van het equatoriaal vlak liggen.
    Anafase I (E). Anafase I (Gr ana = ervanaf) begint wanneer de chromosomen, met inbegrip van uitgewisselde stukken DNA, naar de tegenoverliggende polen in de cel worden getrokken. De leden van een homoloog paar bewegen hierbij uit elkaar (scheiding van het bivalent) in de richting van tegenoverliggende polen; hierbij blijven echter binnen elk chromosoom de chromatiden bij elkaar.
    Telofase I (F). In telofase I (Gr telos = eind) komen de worden de bivalenten verder verdeeld over twee domeinen, of polen, in decondenseren de chromosomen. In sommige soorten vormt zich een nieuwe kernmembraan.

     

    Meiose II
    Schematische weergave van de meiose II
    De tweede delingsronde van meiose, Meiose II, ook equatoriale deling genoemd, lijkt erg op een gewone deling. Het delingsvlak van meiose II staat loodrecht op die van meiose I. Meiose II begint met twee haploïde cellen (of twee domeinen) waarvan de zusterchromatiden een eigen samenstelling hebben, en eindigt met vier haploïde cellen ieder met een eigen genetische samenstelling gedragen door losse chromatiden.
    Kenmerken van de stadia uit meiose II
    Meer informatie en microscopische plaatjes copyright via hyperlinks
    Profase II (G). : Deze fase kenmerkt zich door aanwezigheid van een haploid aantal chromosomen die zich weer condenseren. De beide zusterchromatiden van een chromosoom zijn nog steeds met elkaar verbonden aan het centromeer.
    Metafase II : De chromosomen gaan weer in het equatoriale vlak tussen de polen liggen. Dit vlak staat vaak loodrecht op het vorige equatoriale vlak van meiose I.
    Anafase II (H). : De centromeren worden gesplitst en de zusterchromatiden worden door de spoeldraden uit elkaar getrokken naar de tegenoverliggende polen.
    Telofase II (I). : De voormalige zusterchromatiden zijn bij de polen aangekomen. Er wordt een nieuwe kernmembraan gevormd om elk van de nieuwe kernen, terwijl de chromosomen zich weer despiraliseren.

     
    Meiotische stadia: meiose I en meiose II
    Stadia van meiose in de sprinkhaan
    Stadia van meiose in lelie
    Sprinkhaan Locusta migratoria (klik op plaatje voor zoom 170 KB; copyright)
    Lelie Lilium grandiflorum (zoom 120 KB; copyright)
    Stadia van meiose in petunia; DAPI kleuring
    Stadia van meiose in Aloe; bewerkte tekening. Naar Schaffstein uit Strasburger
    Petunia Petunia hybrida (zoom 65 KB copyright. Meer over het voormalig onderzoek van Filip Cnudde over "Gene expression during male meiosis)
    Aloe thraskii (bewerkt naar Schaffstein uit Strasburger et al.; 50 KB)
    Flash animatie van de meiose

     

  • http://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/meiostage/print/

    laatst aangepast: 10 sep 2013