Secundaire groei

Meristemen en weefselvorming stengel

 

Weefseltypen in een lengtedoorsnede van een tweezaadlobbige plantDe apicale meristemen blijven gedurende de gehele ontwikkeling van de plant actief waardoor lengtegroei kan optreden. Bij bijna alle éénzaadlobbigen (monocotylen) zijn celdeling in de primaire meristemen en de daaropvolgende strekking van cellen zelfs de enige middelen om te kunnen groeien.
Bij de meeste tweezaadlobbigen (dicotylen) komt na de primaire of lengte-groei later ook nog secundaire groei voor. Deze vorm van groei, ook diktegroei of laterale groei genoemd (lateraal = naar de zijkant toe), vindt zijn oorsprong in secundaire (nieuw-gevormde) meristemen. Zo'n nieuw gevormd meristeem wordt een cambium genoemd (uit het Latijn cambiare = veranderen). Een cambium bestaat meestal uit een enkele laag dunwandige cellen die in maar in één richting delen.

Drie typen cambia voor de secundaire groei kunnen worden onderscheiden:

  1. Het fasciculair cambium: dit secundair cambium ontstaat uit het procambium in de vaatbundels. In de stengel vormt het fasciculair weefsel naar buiten toe floeemweefsel en naar binnen toe xyleemweefsel (zie voorbeeldfoto's in de volgende pagina).
  2. Het interfasciculair cambium: uit het grondweefsel tussen de vaatbundels ontstaat een cambium dat parenchym of vaatweefsel afzet. (Meer hierover aan de hand van microscopie voorbeelden)
  3. Het kurkcambium: in sommige soorten ontstaat uit parenchymatische cellen vlak onder de epidermis , maar soms ook dieper in de schors (= cortex) een kurkcambium dat kurkweefsel vormt. (Meer over kurk)
Variaties in verschillende vormen van secundaire groei worden hieronder schematisch weergegeven. In de volgende pagina's worden variaties aan de hand van twee modelsoorten geïllustreerd: de wonderolieboom (GIFTIGE PLANT, IHB DE BONEN: EXTREEM GIFTIG!) en de pijpbloem.
 
 

Diktegroei: cambiumring versus cambium clusters
Schema dwarsdoorsneden door de stengel van jonge en oudere dicotylen
Gesloten cambiumring: A > B
Losse clusters van cambiumweefsel: C > D
Diktegroei schema in stengels
Voorbeeld: Wonderolieboom
A Jong stadium - B Oud stadium
(A)In de stengel van de wonderolieboom is een ring van cambium aanwezig (groen aangegeven ring) vanaf het begin van diktegroei. (B)Uit deze cambiumlaag ontstaat vaatbundelweefsel, namelijk xyleem (rood) naar binnen toe en floeem (blauw) naar buiten toe, dat met het ouder worden geleidelijk aan ook tot een ring aaneengroeit
Voorbeeld: Pijpbloem
C Jong stadium - D Oud stadium
In de stengel van de pijpbloem is cambium, genaamd fasciculair cambium (groen aangegeven), aanwezig in de losse vaatbundels (C). Het fasciculair cambium gaat over tot de vorming van een grote hoeveelheid secundair weefsel (floeem naar buiten toe aangegeven in blauw, en xyleem naar binnen toe, rood aangegven). Ook tussen de vaatbundels in ontwikkelen zich parenchymcellen tot interfasciculair cambium. In oudere stadia (D) vindt men tussen de vaatbundels uitgedifferentieerd parenchym (oranje) dat strengen vormt: pericilinale delingen vinden plaats waardoor dilatatieweefsel wordt aangemaakt dat compenseert voor de toename in omtrek van de stengel.

 
Fasciculair cambium versus Kurkcambium
Vaatbundel diktegroei en kurkafzetting schema in stengels
E Fasciculair cambium is getypeerd door bilaterale (= twee kanten op) afzetting van vaatbundelweefsel, namelijk ook hier floeem naar buiten toe en xyleem naar binnen toe.
F Kurkcambium, gelegen onder de epidermis, richt zich op kurkafzetting en wel voornamelijk naar buiten toe.

http://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/stemgrowth/secmeristem/print/

laatst aangepast: 1 okt 2011