In het stadium 48 uur na de bevruchting gaat de positie van het embryo ten opzichte van de dooier zich sterk wijzigen. Na de kopplooi vormen zich nu ook laterale plooien en een staartplooi. De buiging van de kop wordt nog sterker. Door deze buiging ter hoogte van het middelste hersenblaasje komen het voorste en achterste hersenblaasje bijna naast elkaar te liggen.
Het embryo voert nu ook een roterende beweging uit en gaat op de linkerzij liggen. Juist achter het hart, aan de overgang van de kop naar de romp, komt een tweede buiging tot stand.
Het embryo neemt een C-vorm aan. De kop wordt door een dubbele plooi bedekt, d.i. de aanleg van de eerste extraembryonale(= uitwendig of buiten het embryo) membraan: het amnionvlies. De vitelliene (= dooierrijke) arterien en venen zijn met de extraembryonale bloedvaten verbonden. In de hals zijn reeds branchiale groeven zichtbaar. De hersenen groeien uit tot 5 hersenblaasjes: telencephalon en diencephalon (beide uit het voorste hersenblaasje), mesencephalon, metencephalon en myelencephalon (de laatste twee uit het achterste hersenblaasje). De lensplacode (placode = plaat) is uitgegroeid tot een lensblaasje, het oogblaasje tot een oogbeker, de gehoorplacode tot een gehoorblaasje. Het hart is verder gedifferentieerd in vier delen: de sinus venosus (venosus = tot de aders behorend) waarin de grote venen uitmonden; het atrium (=hartboezem); een U-vormige ventrikel (= hartkamer) en een bulbus cordis (= bolvormige structuur van het hart). Het atrium en ventrikel zijn hier goed zichtbaar.
Naar het stadium 72 uur na bevruchting. |