Zoek Sitemap   
English    
Afzender
Radboud UniversiteitFaculteit der NWIBiologieHOMEWEBMODULESHet  blad >     Aanleg blad

    Aanleg blad

Bladeren zijn structuren die afgeleid zijn van de stengel. Het beginstadium van de vorming van het blad is voor eenzaadlobbigen (= monocotylen) en tweezadlobbigen (= dicotylen) gelijk. Pas in tweede instantie doen zich verschillen voor in de morfogenese in de spruiten van respectivelijk monocotyle en dicotyle planten.
 
beginstadium bladontwikkeling
Beginstadium vorming blad: de vorming van het blad begint achter onder het top meristeem (1) met periclinale delingen (het delingsvlak is hierbij evenwijdig aan het buitenoppervlak en die van de cellagen; rood aangegeven in figuur 2) meestal eerst in subepidermale lagen en daarna in de epidermis. Na een eerste set delingen vinden er ook anticlinale delingen plaats (met het delingsvlak dwars op het oppervlak; blauw in figuur 2). Daardoor ontstaat een uitstulping (3) die verder uitgroeit tot een blad.
Vanaf hier verschilt de verdere ontwikkeling van het blad tussen monocotyle en dicotyle planten.

 

AANLEG BLAD
MONOCOTYLEN
DICOTYLEN
Ontwikkeling monocotyl blad
Ontwikkeling dicotyl blad
Bij monocotylen groeit de oorspronkelijke uitstulping door mitotische delingen uit tot een langgerekte tong van een bepaalde lengte (1-4). Dan stoppen de verspreide celdelingen (5). Alleen aan de basis van het blad blijft een zone waar nog delingen plaats kunnen vinden (6), en wel bijna uitsluitend evenwijdig aan de bladbasis. Daardoor ontstaan de typische lange rijen epidermiscellen en de parallelnervige structuur van het monocotyle (eenzaadlobbige) blad. Onder dit meristeem wordt zo de bladbasis (de bladschede) gevormd. Boven dit meristeem ontwikkelt zich de bladschijf. Zo'n blad kan blijven doorgroeien, tenminste zolang het meristeem intact blijft (7). Grassen kunnen zo na maaien of begrazing weer snel aangroeien. Dit gedrag is algemeen voor alle eenzaadlobbigen, ook voor de waterplanten van deze groep, zoals de waterpest, hieronder afgebeeld. Bij dicotylen neemt de lengte van de initiale uitstulping door verdere mitotische celdelingen toe (1-5). Dan beginnen aan de rand van het bovenste gedeelte de cellen in een vlak te delen waardoor de uitstulping breder wordt (6). Afhankelijk van de soort concentreert de delingsactiviteit zich op bepaalde plaatsen (7-9), waardoor de soortspecifieke bladschijfvorm, bijv. gezaagd of gelobd ontstaat. Het onderste gedeelte ontwikkelt zich tot de bladsteel (9). Hoe deze ontwikkeling op cel- en weefselnivo verloopt, is bij de plaatjes van de siernetel hieronder te zien[/ned]
Voorbeeld monocotyl: de waterpest (Elodea canadensis) Voorbeeld dicotyl: de siernetel (Coleus sp.)

monocotylen: bladaanleg

Dicotylen: bladaanleg

Klik op de plaatjes om doorgelinkt te worden naar detailopnamen van de groeitop van de waterpestKlik op de plaatjes om doorgelinkt te worden naar detailopnamen van de groeitop van de siernetel


laatst aangepast: 1 okt 2011