Roodwieren komen vooral in de zee voor (marien). Een aantal soorten is eencellig, de meeste meercellig. Het thallus is óf draadvormig, zoals bij Polysiphonia waarbij vertakte strengen samengebundeld zijn, óf bladvormig, zoals bij het genus Porphyra (waartoe eetbare nori, bekend van sushi behoort). Roodwieren bezitten pigmenten van de groep fycoerythrine (rood) en fycocyanine (blauw) die betrokken zijn bij de fotosynthese. Fycoerythrine reflecteert rood licht; vandaar voor ons de rode verschijningskleur. Het pigment absorbeert stralen uit het blauw-geel/groen bereik van het spectrum. Die kleuren kunnen dieper in zeewater doordringen dan andere en dat geeft roodwieren een voordeel.
Meer data about algae and a large colletion of photographs can be found under www.algaebase.org/
De groei van Roodwieren vindt bij sommige genera plaats vanuit een groep cellen, bij andere door middel van een topcel, waaruit een thallus ontstaat die bestaat óf uit één hoofdas, óf uit meerdere hoofdassen naast elkaar, zoals in Polysiphonia, het voorbeeld hieronder. In een dergelijke thallus treedt differentiatie op en kan een schorslaag worden onderscheiden die voor de stevigheid dient en die de fotosynthese pigmenten bevat.
Trifasische levencyclus: voorbeeld Polysiphonia
Roodwieren zijn haplo-diplonten met een ingewikkelde levenscyclus die vaak uit drie fasen bestaat. Karakteristiek voor roodwieren is dat er geen bewegelijke stadia in de levenscycli worden gevonden. De sporen en gameten worden passief door het water vervoerd. Bij de geslachtelijke voortplanting is steeds sprake van öogamie. Oogamie is een vorm van anisogamie (ongelijke geslachtcellen) waarbij de vrouwelijke eicel groot en sessiel is, in tegenstelling tot de kleine, bewegelijke spermatiën. De eicel ontwikkelt zich in een (vrouwelijk) gametangium dat bij roodwieren carpogonium wordt genoemd. Hierin vindt ook de bevruchting plaats. De spermatiën worden geproduceerd in het spermatangium (mannelijk gametangium) maar hebben geen eigen bewegingsapparaat.
Levencyclus van Polysiphonia
Gedurende de levenscyclus van Polysiphonia worden de volgende drie fase onderscheiden (schema hierboven):
A. (Oranje achtergrond)
Beginnend bij sporen, ontwikkelen zich na kieming mannelijke en vrouwelijke, heterothallische (verschillende thalli) gametofyten. Op een fertiele zijtak(trichoblast) komen de spermatangia tot ontwikkeling. Uiteindelijk brengen ze de spermatia (mannelijke gameten) voort. Op (korte) trichoblasten van de vrouwelijke plant vindt de vorming van de carpogonia plaats, waarin de eicellen tot ontwikkeling komen.
B. (Groene achtergrond)
De eicel wordt in het carpogonium bevrucht en ook de uitgroei van de zygote geschiedt op de vrouwelijk gametofyt. De aldus gevormde carposporofyt blijft op de gametofyt zitten! Op de carposporofyt komen sporangiën tot ontwikkeling die omgeven zijn door het haploïde cystocarp. Via mitotische delingen komen uit deze carposporangia in het cystocarp sporen vrij die carposporen genoemd worden.
C. (Blauwe achtergrond)
De carposporen ontwikkelen zich niet tot gametofyten (dat zou het geval zijn indien de generatiewisseling difasisch was), maar ze groeien uit tot zogenaamde tetrasporofyten. Op deze tweede vorm van de sporofyt worden tetrasporangia gevormd die na meiose tetrasporen leveren. Uit de vier (= tetra) sporen ontwikkelen zich gemiddeld twee mannelijke en twee vrouwelijke gametofyten. Bij de tetrasporen is er sprake van heterosporie.
Microscopische en macroscopische opnamen van Polysiphonia
Op fertiele "zijtakken" (geen echte takken) van de mannelijke gametofyt ontwikkelen zich spermatangia, die spermatia produceren. 1 spermatangium
Carposporangium van een roodwier: A carpospore en B carposporangium. De vrouwelijke gametofyt vormt carpogonia waarin de eicel zich bevindt. Na bevruchting met een spermatium groeit de zygote uit tot de carposporofyt, die carposporangia met daarin de carposporen vormt. 1 thallus, 2 pericarp, 3 carposporofyt, 4 carposporen
Boven: gedroogde Polysiphonia uit Roscoff (Frankrijk)
Links: Tetrasporangia van een roodwier. Na meiose in het tetrasporangium ontstaan 4 haploïde tetrasporen die uitgroeien tot een zelfstandige mannelijke of vrouwelijke gametofyt. 1 thallus, 2 vroege tetraspore, 3 late tetraspore